Vleugje geschiedenis

In een document uit 1507 vinden we voor het eerst de vermelding van een school in Westmalle. Ze bevond zich vlak naast de oude pastorij, die intussen al lang niet meer bestaat, ongeveer op de hoek van de Berckhovenstraat en de Leemstraat.

In feite was de school maar een lokaal in de ‘oude Costerije’. In die tijd was het de koster die zijn taak combineerde met het ambt van schoolmeester, net zoals in alle andere parochies in onze streken. Een gekende koster-schoolmeestersfamilie was de familie Delen. Van ongeveer 1710 tot 1821 zou iemand uit hun familie de jongens en meisjes tussen 6 en 12 jaar onderwijzen.

In 1821 nam J. Cornelis van Put de fakkel over. Hij was de eerste gediplomeerde onderwijzer in het dorp en hij schakelde van individueel onderwijs over op klassikaal onderwijs. Al vrij snel genoot het onderwijs hier een hoge faam, heel wat kinderen uit de omliggende dorpen kwamen in Westmalle les volgen. Secretaris Jan Frans De Bie volgde hem vervolgens op.

De wet-Nothomb van 1842 verplichtte later elke gemeente ertoe om minstens een lagere school te hebben. Het gemeentebestuur besliste daarop een nieuw gemeentehuis mét schoollokaal en postkantoor te bouwen, ongeveer op de plaats waar het huidige gemeentehuis staat. In 1843 konden de leerlingen er hun intrek nemen, maar al vrij snel bleek het schooltje véél te klein te zijn.

In 1867 werd er dus weer verhuisd, deze keer naar een nieuwe school die ook nog aan een vrij nieuwe straat gelegen was: de Sint-Jozeflei, die nog maar van in 1856 bestond. De school had toen natuurlijk nog geen verdieping. Tegen het schoolgebouw aan stond de woning van de hoofdonderwijzer, het schoolhoofd, die tegelijk conciërge was. Jongens en meisjes kregen nog steeds samen les. Wel kwam er in 1872 een lerares handwerk voor de meisjes. 

In 1879 werd de wet-Van Humbeeck gestemd door de antiklerikale regering Frère-Orban. Vooral het verbod om godsdienst tijdens de lesuren te onderwijzen en het verwijderen van de kruisbeelden uit de klassen zette kwaad bloed bij de katholieke machthebbers. Baron Emile de Turck opende onmiddellijk een katholiek schooltje in de ‘ronde bouw’ aan zijn kasteel en liet hiervoor onderwijzer Jef Verheyden uit Lebbeke komen. Meer dan honderd kinderen boden zich aan. Daarom liet hij twee klaslokalen bouwen op zijn eigendom aan de huidige Oude Molenstraat. De jongens kregen er les van meester Verheyden, de meisjes van juffrouw Van Staeyen.

De gemeenteschool, waarvan Alexander Bolckmans op dat moment hoofdonderwijzer was, liep leeg tot zo’n 40 leerlingen. Na de regeringswissel van 1884 kwamen de katholieken terug aan de macht en werd alles weer als vanouds. De jongens en meisjes gingen terug naar de gemeenteschool. De lokalen aan de Oude Molenstraat kwamen leeg te staan.

Nu stelde er zich in de gemeenteschool dus een probleem: plots waren er twee hoofdonderwijzers: Alexander Bolckmans en Jef Verheyden. De leerlingen werden dan maar in twee groepen verdeeld: een laagste en een hoogste klas, met elk zo’n 80 leerlingen. De twee hoofdonderwijzers gaven ieder jaar om beurten de laagste en de hoogste klas. Dit bleef duren tot meester Bolckmans in 1902 met pensioen ging en meester Verheyden de enige hoofdonderwijzer werd.

Het aantal meisjes was intussen sterk afgenomen: steeds meer meisjes gingen naar de aangenomen meisjesschool, die in 1892 door drie zusters van Vorselaar was opgestart in de lokalen aan de huidige Oude Molenstraat. Uiteindelijk werd de gemeenteschool een jongensschool.

In 1914 werd de leerplicht voor het lager onderwijs ingevoerd. Kinderen moesten tot hun 14 jaar naar school gaan en dus een zevende en een achtste leerjaar volgen. Dit leidde natuurlijk tot een aangroei van leerlingen, waardoor ook extra leerkrachten nodig waren en meer klaslokalen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg het schoolgebouw een verdieping. Zo verdubbelde het aantal klassen. In de loop van de jaren die daarop volgden waren verdere uitbreiding en vernieuwing noodzakelijk. Er kwam een zijvleugel met sanitair en ze bouwde een refter bij.

In september 1981 schreef het allereerste meisje zich in. Een schooljaar lang zou zij alleen tussen de jongens zitten, maar spoedig daarna vonden meer meisjes hun weg naar de ‘jongensschool’. Die werd zo terug een gemengde lagere school.

Vijf jaar later, in 1986, kon de school starten met twee kleuterklasjes. Eerst werden zij ondergebracht in het hoofdgebouw, maar al snel kregen zij hun eigen stekje in prefablokalen aan het grasveld achter de school. Achteraf kwamen hier ook nog meerdere klassen bij.

In 1999 kregen de vierde-, vijfde- en zesdeklassers een eigen verdieping in een moderne nieuwe vleugel. Beneden konden alle leerlingen terecht om hun boterhammetjes op te eten in een ruime, lichte refter. Voortaan zou de gemeentelijke basisschool ook een naam dragen: De Horizon. Later werd het oudste gebouw tegen de Sint-Jozeflei nog volledig gerenoveerd.